Pijpenragermos

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Pijpenragermos (Breutelia chrysocoma)

Pijpenragermos groeit in losse, geelgroene zoden. De plant is 10 cm hoog. De stengel is rood en dicht bezet met bruin rizoïdenvilt.
De bladbasis is schedevormig. Het blad staat recht af, is in de lengterichting geplooid en smal driehoekig, tot 2,5-4 mm lang, de nerf eindigt vlak onder de bladtop. De bladranden zijn vlak en in het bovenste deel fijn gezaagd. Het blad versmalt in een korte, bijna draadvormige spits.
Kapsels komen zelden voor, ze zijn rond en verborgen tussen de blaadjes op een korte, gebogen kapselsteel.
De rode stengel en uitstaande blaadjes doen aan een haakmos denken, met name aan Riempjesmos, deze soort heeft echter geen rizoïdenvilt op de stengel.
Pijpenragermos lijkt ook enigszins op Philonotis-soorten, met name Beekstaartjesmos (P. fontana). Philonotis-soorten zijn kleiner en hebben een kenmerkende grijsgroene gloed, dit in tegenstelling tot het rijke geelrode kleurenpalet van Breutelia. Ook zijn de blaadjes van Philonotis korter en breder aan de bladbasis en Philonotis heeft kapsels op lange, rechte kapselstelen.
Aulocomnium palustre (Roodviltmos) heeft weliswaar ook roodbruin vilt op de stengel, maar het blad is stomper. De topblaadjes zijn vaak in 1 richting gebogen.
Kenmerken van het geslacht Breutelia  (Breutelia) waartoe Pijpenragermos behoort.

-

SPECIFICATIES - pijpenragermos
familieAppelmosfamilie (Bartramiaceae)
info familieDe mossen uit deze familie vormen meestal dichte, viltige kussens van liggende tot opstijgende of rechtopstaande stengels.
Het blad is lancetvormig of smal. De blaadjes hebben een nerf, de bladrand is getand. De bladcellen zijn rechthoekig tot bijna vierkant en bobbelig.
De kapsels zijn opvallend rond, in droge toestand meestal overlangs gestreept. Een voorbeeld van een dergelijk mos is Philonotis fontana (Beekstaartjesmos). Appelmos (Bartramia pomiformis) komt bijna niet meer voor in Nederland. In het wallengebied van NO-Friesland (Oostermeer, Drogeham, Twijzel) is het laatste bolwerk van appelmos. Het gaat om de steile noordwest- of noordoostkanten van houtwallen die voor minder dan de helft begroeid zijn met schrale grassen (struisgras, schapengras) en verder met mossen. Gewone eikvaren en dicht havikskruid zijn karakteristiek op de noordzijde en heischrale soorten zoals muizenoor, mannetjesereprijs, kruipganzerik en struikhei op de zuidzijde.
naam pijpenragermos (Breutelia chrysocoma)
waar op natte en doorspoelde plakken in heide en grazige hellingen en steilkanten
rijpe kapsels -
specifiek het afstaande, in een draadvormige spits uitlopende blad doet aan een pijpenrager denken - stengel bedekt met bruin rizoïdenvilt
blad breed ei-lancetvormig, uitlopend in een dunne, bijna draadachtige spits, bladrand vlak en in het bovenste gedeelte fijn gezaagd
sporenkapsel zeldzaam, rond, op korte, gebogen kapselsteel verscholen tussen de blaadjes